Wie kinderen heeft in de puberleeftijd of ouder weet hoe lastig het ouderschap in deze fase soms kan zijn. Een grote mond, stemmingswisselingen, een raffinement waar je u tegen zegt en vlagen van een lichte vorm van grootheidswaanzin. De discussies in huis worden veelal veroorzaakt door die verdomde smartphone, wat uiteindelijk reden gaf tot het opstellen van regels, die overigens nog geen 24 uur later al een paar keer waren overtreden. ‘Oh ja, dat wist ik niet.’ Dan moet je beter lezen.
In de afgelopen tijd heb ik weer een paar “fijne” uitspraken verzameld die uit het tienerkeeltje van mijn zoon kwamen rollen. Dit zijn ze:
- “Ok.. wacht!” Standaard is dat de eerste reactie na een willekeurige vraag. De prioriteit ligt altijd ergens anders en word ik even geparkeerd. De wachttijd varieert dan van een paar seconden tot het moment dat ik weer dezelfde vraag moet stellen. Meestal is dat dan een paar minuten. Hij was het dan “even vergeten”. Het meest recente voorval was vanochtend, nadat ik hem vroeg of hij de handdoek van zijn slaapkamervloer kon oprapen. Nadat ik erachter kwam dat het niet was gedaan, was de vogel al gevlogen. Kom ik meteen bij het volgende punt:
- “Ik heb geen zin om mijn kamer op te ruimen.” Soms gaat de deur wat lastig open. Dan blijkt al snel dat deze wordt gebarricadeerd door schoenen, jassen en een skateboard. Regelmatig hangt er een kleedkamerlucht veroorzaakt door gebruikte handdoeken en gedragen sokken die in een hoekje of naast het bureau zijn gegooid. Dit verklaart in ieder geval de enkele sokken die ik in de was tegenkom. Op de vraag, of beter gezegd smeekbede, om zijn kamer elke week helemaal op te ruimen, krijg ik steevast het antwoord dat de zin erin ver te zoeken is. Ook hier gelden weer andere prioriteiten, waaronder het spelen van online games. Het volgende punt van ellende:
- “Maar ik zit midden in een online game!” Dit staat zonder enige twijfel op de eerste plaats van de lijst met meest irritante reacties ever. Sterk gefocust op zijn telefoon zit hij met opgetrokken knieën op de bank. Op storen volgt de doodstraf, weet ik. Toch doe ik het, want óf het is tijd om te eten, óf het is tijd om de deur uit te gaan, óf het is tijd om zijn kamer op te ruimen (zie punt 2, dit is begint dus op een soort vicieuze cirkel te lijken). Wie weet brengen de kersverse opgestelde regels wat meer rust in de tent. Dan hoef ik hopelijk voorlopig niet een mooi plekje te zoeken op de muur waar ik hem achter het behang moet plakken.
- “Ik heb echt een zwaar leven als puber.” Sure. Waarom dan? “Nou, ik moet vaak huiswerk maken, ik moet vroeg naar bed én vroeg opstaan en ik mag na 18.00 uur niet meer op mijn telefoon, en dan heb ik niets te doen. O-K. Een lesje relativeren lijkt me heel zinvol.
- “Ik wil niet dat je me in het openbaar een kus geeft.” Want dat is natuurlijk niet cool. Sterker nog, het is een misdaad waarvoor ik een straatverbod opgelegd heb gekregen, door hem als zelfbenoemde rechter. Binnen een straal van 50 meter (lees: elke straathoek rondom de school) mag ik niet komen. Soms heb ik er lak aan en geef ik hem een lekkere dikke knuffel, midden in de tram. “Mam, doe normaal. Dit is echt beschamend.”
Maar lastig of niet, het is zoals het is, een onvermijdelijke fase waar we als gezin doorheen moeten. Zoals Ma Flodder zou zeggen: “Het blijft toch je kind, hè?” En zo is het maar net.