Aşk is één van de Turkse woorden voor liefde. Naast Aşk heb je nog sevgi en sevda wat ook meisjesnamen zijn. Ik gebruik sevgi en sevda als ik het over liefde in het algemeen heb, Aşk als het een veel diepere en persoonlijkere betekenis heeft. Wikipedia gebruikt de volgende uitleg: ‘liefde betekent diepe acceptatie van en genegenheid voor, welgezindheid tot of toewijding voor een ander, of eventueel zichzelf. Het kan ook betrekking hebben op een dier, zaak of voorwerp. De betekenissen die eraan gegeven worden zijn sterk cultureel en maatschappelijk geïnspireerd.’ Verliefdheid wordt aangeduid als een tijdelijke hormonale toestand. In mijn eerdere blogs heb ik geschreven over mijn kuise en vrome opvoeding, het woordje aşk kon ik in het bijzijn van mijn ouders en oudere broers en zussen niet uitspreken. Hoe gek het ook klinkt, ik kan het woordje aşk nog steeds niet zonder schaamte uitspreken. In mijn andere taal, het Nederlands gaat het makkelijker. In beide talen is het gemeend maar de Pavlov-reactie van blozen als ik het in Turks uitspreek, blijft. Door het schrijven van deze blog en het keer op keer hardop oplezen, kan misschien een oplossing zijn.
Liefde en aşk dus, wat is er mooier dan je geliefd voelen en lief te hebben, in alle kleuren en hoedanigheden. Voor het leven, voor een ander, je kinderen, je werk en de omgeving. Het allerbelangrijkste is het liefhebben van jezelf, met al je eigen tekortkomingen en imperfecties. Volgens mij is het liefhebben van anderen ook alleen mogelijk als je jezelf liefhebt. In mijn opvoeding heb ik zonder veel woorden hierover het een en ander meegekregen. Dit zat veelal in de alledaagse bezigheden. Zoals de ochtenden bij mijn ouders thuis, toen mijn vader nog bij Ford werkte. Ik was toen ongeveer negen jaar. Elke ochtend stond mijn vader met liefde op om naar zijn werk te gaan en daar hoorden de volgende rituelen bij. Zijn dag begon met een scheerbeurt, heel ouderwets met een kwast, zeepstaaf en scheermes. Als hij klaar was met scheren, rook de hele badkamer naar zijn scheerzeep wat een kruising was tussen Old Spice en groene zeep. Mijn moeder had de avond ervoor zijn kleren al klaargelegd en maakte zijn ontbijt. Tijdens het ontbijt pakte ze zijn lunch in. Mijn vader had een zwarte leren tas die hij meenam naar zijn werk. Mijn moeder zwaaide hem elke dag uit door hem uit het raam na te kijken. Rond een uur of zes uur in de avond kwam mijn vader weer thuis, meestal was ik dan degene die de deur open deed. Mijn moeder en zus waren dan met het avondeten bezig en ik mocht dan zijn tas uitpakken. Hij liet altijd iets van zijn lunch achter voor mij en in de meeste gevallen was dat een appel. De verrimpelde uitgedroogde appel die de hele dag in zijn tas had meegereisd had,had een bijzonder zoete smaak. Veel zoeter dan de appels die gewoon in de keukenkast lagen. Deze rituelen zijn voor mij een uiting van liefde. Zonder dat we daar expliciet woorden aan gaven.
Eenmaal terug op de parkeerplaats lag er een hart van rozen op de motorkap van mijn rode Fiat 500
Op ongeveer 110 kilometer van Karaman, mijn geboortestreek, ligt Konya. De stad waar in de 13e eeuw de dichter filosoof Mevlana, ook wel bekend als Rumi geleefd heeft en een klooster heeft opgericht. Zijn graf is omgebouwd tot mausoleum en museum. Als ik afreis naar mijn geboorteplaats dan hoort een bezoek aan deze plek er standaard bij. Het is er altijd druk en de bezoekers komen uit alle uithoeken van de wereld. Op de achtergrond hoor je de zachte klanken van de rieten fluit, ook wel Ney genoemd. Zijn gedichten gaan over liefde en verdraagzaamheid, en in de toon van zijn woorden heb ik altijd een vorm van lijden en droefheid gevoeld. De hele context van deze omgeving heeft iets magisch. Deze magie en droefheid komt ook terug in het boek wat ik nu aan het lezen ben, “Liefde kent veertig regels” van Elif Shafak. Het verhaal speelt zich voor een deel af in de tegenwoordige tijd en gaat over de zoektocht van een vrouw en voor een ander deel speelt het zich af in de 13e eeuw rondom Rumi in Konya.
Nog een klein maandje te gaan en dan is het Valentijnsdag, de dag van de commerciële liefde. Het hoort bij het hedendaagse leven. Jonge meiden die elkaar gek maken met wie de meeste rode rozen heeft gekregen. Heel, heel lang geleden in mijn overgangsfase op zoek naar mijn eigen autonomie, of simpeler gezegd nadat ik gescheiden was, heb ik op Valentijnsdag een kaart ontvangen waarin ik werd uitgenodigd om op mijn geregistreerde verjaardag naar het park te komen om mijn Cupido te ontmoeten, afzender Cupido. Het was een kaart waar met kleine letters heel veel tekst stond. Over hoe Cupido mij al die tijd op afstand had bewonderd. De dagen tussen het ontvangen van de kaart en de wandeling heb ik alle handgeschreven aantekeningen van collega’s en van andere mensen die ik kende vergeleken met het handschrift op de kaart. Het lukte mij niet om te ontdekken wie dit allemaal geschreven had. Nadat ik dit met “100” vriendinnen had besproken, werd de nieuwsgierigheid alleen maar nog groter en kon ik de verleiding niet weerstaan. Met een vriendin ben ik op deze dag naar het voorgestelde park gegaan. Cupido durfde de ontmoeting niet aan want eenmaal terug op de parkeerplaats lag er een hart van rozen op de motorkap van mijn rode Fiat 500. Met in het midden een bosje pastelkleurige rozen. In de verte zagen we een man met een lange regenjas langzaam weglopen. De spanning en de voorpret was groter dan de ontdekking wie Cupido was. Het is mooi dat de liefde verschillende kleuren, vormen en geuren kent. En dat we na Blauwe Maandag het vooruitzicht hebben op een commerciële dag van de liefde.
Fijne zondag en tot volgende week!