Dunyalar: Inkar/Ontkenning

Inkar is het Turkse woord voor ontkenning. Wikipedia zegt het volgende: ‘Ontkenning is een psychisch afweermechanisme. Het verschijnsel treedt op als iemand wordt geconfronteerd met gevoelens of emoties die moeilijk of helemaal niet te accepteren zijn.’ Er is een tijd geweest dat ontkenning voor mij een goed werkend overlevingsmechanisme is geweest. In de levensfase waar ik nu in zit, is dit op andere fronten van toepassing. De fase van ontkennen, wat in mijn geval altijd wel overgaat in een fase van handelen en korte metten maken. Meestal letterlijk en figuurlijk. Zo heb ik een paar weken geleden na maanden peinzen besloten om mijn haar een stuk korter te knippen. Ik was al een jaar bezig met de gedachte en na elke verfbeurt werd het stugger. Mijn lange krullen waren in slierten met kronkels en pluis veranderd en met veel zorg, aandacht en producten kon ik ze wel een beetje in toom houden. Lang haar is mooi, maar gezond, vitaal haar is mooier. Dus nu heb ik een kortere coupe met glanzende en veerkrachtige krullen, wat nu de kans krijgt om weer mooi te groeien. De ontkenning dat de dode 15 centimeter van mijn haar nog te redden was, lag in een klap op de vloer bij de kapper. Het voelde als een bevrijding.

Al schrijvend merk ik dat mijn vingers een iets langere aanloop nodig hebben om tot het thema te komen waar ik het echt over wil hebben. De voorbeelden die een laag dieper in mijn brein zitten, komen er in letters iets moeilijker uit. Het is een stuk van kwetsbaarheid en misschien wel schaamte, want zodra het in letters gevangen is en geplaatst is op het net kan elke lezer daar zijn eigen interpretatie aan geven. Wat misschien een net andere is dan dat ik zou willen. Het gaat vandaag niet over de zoete jeugdherinneringen maar over de bittere kant van mijn leven. Wat mij het meeste is bij gebleven zijn twee momenten in mijn leven dat de ontkenning soms ook in een roes veranderde. De eerste keer heeft het mij veertien jaar gekost en de laatste keer negen jaar om uit deze roes te stappen en over te gaan tot actie. Tijdens zo’n roes ga je je ook afsluiten voor je omgeving, want anderen zien het vaak eerder. Maar de juiste timing vinden om het zeggen is fucking moeilijk.

Over wat ze een week ervoor had gezien repte ze met geen woord

Tijdens het achtste jaar van mijn tweede, grote ontkenning woonde ik in een rijtjeshuis in een Vinex wijk net buiten Amsterdam. Aan beide kanten van mijn huis woonden aardige buren. De grote voetbalwedstrijden werden bij een van deze buren in de tuin bekeken. Iedereen nam eten en drinken mee en de sfeer was oppervlakkig gezellig. Ik was altijd op mijn hoede omdat bij een verkeerde opmerking of gedrag ik het thuis moest ontgelden. In platte woorden, dan werd ik eerst dagen genegeerd en daarna vielen er klappen. Wat de roes deed barsten, was een warme zomeravond waarop ik met een aangetrouwd familielid een lange wandeling had gemaakt langs het water van deze Vinex wijk. We waren rond zes uur vertrokken en rond negen uur stapte zij op de bus en ik liep naar huis. De buren zaten bij een van hen in de voortuin en hun kinderen waren aan het stoepkrijten. Ik had ze gegroet en een kort praatje gemaakt. De wandeling en gespreksonderwerpen hadden me goed gedaan. Het moment dat ik de sleutel in het slot stak, ging de deur met een zwaai open. Mijn ontkenning deed een stap naar voren en gaf me daar op straat, in het zicht van alle buren, een klap in mijn gezicht. Ik viel op de grond. Hij stapte over me heen en vertrok. De buren bleven me aanstaren, maar niemand ging over tot actie. Ik strompelde overeind en de verdere avond en nacht heb ik op de bank voor me uit gestaard. Er zat een stevige barst in mijn roes. De dag erna is er dan een van negeren en elkaar ontwijken. Een week later kwam ik de buurvrouw tegen bij het wegzetten van de kliko. Daar kwam de volgende klap. De buurvrouw had het over het weer en de katten die in haar tuin hadden gepoept. Over wat ze een week ervoor had gezien repte ze met geen woord. Dat was eigenlijk de tweede klap in mijn gezicht.

Die zomer heb ik van alles in mijn huis beetje voor beetje afscheid genomen. Mijn landelijke keuken, die ik naar eigen smaak had ontworpen, de badkamer met de regendouchekop (wat een feest was het om er onder te staan), mijn tuin met de grote pioenrozen, de jasmijnstruik wat inmiddels een boom was geworden, de grote witte vlinderstruik en de blauwroze hortensia’s. Ook de liefde voor deze spullen hield de roes in stand. In mijn tuin had ik een hoekje ingericht met kussens en een groot gespannen doek. Onder dat doek was een houten rand en daarop had ik bloembakken met rode en witte lobelia’s. Ik heb die zomer alle boeken die ik op een stapel had liggen in die hoek met lobelia’s uitgelezen. Ook met het besef dat het de laatste zomer zou zijn dat ik mijn met liefde ingerichte tuin zou achterlaten. Tijdens het lezen had ik soms pauze en dan keek ik naar alles wat groeide en bloeide. De tinten, de vormen sloeg ik op in mijn geheuen, de geur snoof ik op. Hoewel ik erg houd van de geur van jasmijn brengt de associatie ook een wrang gevoel bij mij naar boven. De zomer erna toen de jasmijn struik in bloei stond, ben ik na nog meer barsten in mijn roes verhuisd naar mijn flat in Amsterdam.

Dat is alweer acht jaar geleden. Meerdere nachten heb ik in mijn nieuwe huis wakker gelegen, waarbij ik gek genoeg ook een soort van heimwee heb gevoeld naar de ontkenning. Laag voor laag ging de korst van de roes weg. Met wandelen, veel praten met anderen, hardlopen en creativiteit heb ik dit achter me gelaten, en kan ik nu op deze zondagochtend dit opschrijven. Met de hoop dat de mensen die nu in zulke ontkenningen zitten hier herkenning in vinden, en dat alle anderen die omstanders zijn, niet de tweede klap uitdelen door het dood te zwijgen maar het gesprek erover aangaan.

Fijne zondag en tot volgende week!

 

Laat een bericht achter

Navigeer