Memnun is de beschaafde vertaling van tevreden. In grote steden als Istanbul en Ankara wordt dit woord regelmatig gebruikt. In mijn opvoeding waren het woorden als yeter, tokluk, en kanaat. Drie woorden die op hetzelfde neerkomen. Volgens de Dikke van Dale betekent het niet meer begeerd, voldaan. Ik kan in het moment tevreden zijn, een liefdevolle blik, een mooi uitzicht, goed voedsel, een mooi gesprek en nog zoveel meer. Maar in de breedte gedij ik beter bij een gevoel van ontevredenheid. Deze gemoedstoestand heb ik nodig om tot vernieuwing te komen. Ik word vindingrijker nadat ik een aanloop heb genomen waarbij ik veel voor me uit staar, stil ben en even de weg naar binnen ga. Mijn vader was een tevreden mens, maar ook hij had het gevoel van ontevredenheid nodig om nieuwe dingen te ontdekken.
Op mijn twaalfde werd mijn vader werkloos, hij was toen vierenvijftig. Hierdoor waren we allebei elke dag thuis en hadden we vaste rituelen. Mijn moeder maakte elke ochtend het ontbijt en tussen 8 en 9 uur gingen we ontbijten. Zij vond het belangrijk dat we een vast ritme hadden. Op de grond lag een groot kleed met daarop een sini, een ronde lage tafel waar we zittend omheen zaten. Daarop stonden drie Turkse theekopjes, zwarte olijven, witte kaas, plakjes komkommer en tomaat. Soms platbrood wat mijn moeder in een koekenpan maakte of ovenbrood dat gevuld was met aardappel of spinazie. De geur van warm brood en de smaak van Turkse thee brengen mij zo weer terug naar deze momenten. Omdat we veel olijven aten, had mijn vader op een dag besloten om de pitten niet meer weg te gooien. Het aantal pindakaaspotten gevuld met olijfpitten werd groter en groter. Familie en kennissen kwamen ook hun olijfpitten brengen.
Mijn vader had in verband met zijn leeftijd ontheffing van de sollicitatieplicht gekregen. Hij voelde zich afgeschreven en heeft de eerste twee maanden na de ontheffing veel uit het raam gestaard. Hij mocht niet meer meedoen hier. In Turkije zou hij nu waarschijnlijk een volgende stap hebben gezet om zijn geld te verdienen maar dat hoefde nu niet meer. Mijn vader is geen moskeeganger en in de theehuisjes kwam hij ook niet graag. Soms vertelde hij dat hij dan bang was dat de mensen hem vragen gingen stellen over mijn broer die een andere weg had ingeslagen. Dus het sparen van olijfpitten was zijn nieuwe dagbesteding. We hadden inmiddels een hele verzameling, lichte pitten van de groene olijven en donkere van de zwarte olijven.
Hij had prachtige rozenkransen gemaakt en hoopte dat hij op deze manier een rimpeling kon achterlaten.
Na twee maanden naar buiten staren en weinig praten, geen ruzie met mijn moeder maken en geen Turkse radio luisteren, stond hij op en na het ontbijt zei hij mijn moeder en mij gedag en kwam een paar uur later terug met gereedschap. Hij was op het Waterlooplein geweest waar hij een oude bandrecorder, verschillende vijlen en een set priemen had gekocht. De combinatie van deze dingen was nog steeds onlogisch voor mij. Hij vroeg aan mijn moeder een oude lap en of ze alle potten met de olijfpitten wilde halen. Ik zag aan zijn gezicht dat zijn mondhoeken weer een beetje omhoog stonden. Zijn ogen hadden weer glinsteringen. Ik mocht helpen met sorteren op grootte. De pitten werden door mij op kleur en grootte gesorteerd. Mijn vader begon met vijlen van de olijfpitten; honderden pitten, één voor één. Eerst de scherpe bovenkanten vlak vijlen en dan met een priem uithollen in de lengte. En daarna een beetje glad maken. Elke dag kon hij een halve pindakaaspot wegwerken en de gerimpelde pitjes veranderden in mooie kralen met prachtige aardetinten.
Mijn moeder kreeg ook een taak. Zij mocht de gepolijste pitten met amandelolie inwrijven zodat er een mooie glans op kwam. Daarna reeg hij de pitten aan een draad. Drieëndertig in de lengte, dan één in de breedte totdat je er negenennegentig had. Van draad maakte hij er ook een kwastje aan. Het kwastje werd besprenkeld met musk. Zo heeft mijn vader heel veel rozenkransen gemaakt. Toen zijn vrienden en kennissen dat doorkregen, kwamen ze potten met olijfpitten ruilen voor rozenkransen. Op de bandrecorder speelde hij dan oude muziek uit Turkije, muziek die hij hoorde als hij meereed met zijn collega’s naar zijn werk.
In een moment van tevredenheid kan ik bij het eten van een olijf de pit eruit halen en bedenken dat zo’n klein ding mijn vader weer een doel in zijn leven had gegeven. Met een kleine investering van tien gulden had hij zijn leven weer vorm gegeven. Hij had prachtige rozenkransen gemaakt en hoopte dat hij op deze manier een rimpeling kon achterlaten. Helaas heb ik door het vele verhuizen en vluchten geen rozenkrans meer van mijn vader. Maar wel het plezier van een olijfpit dat mijn herinnering aan hem heel dichtbij brengt.
Een fijne zondag en tot volgende week!
Esma Curuk is de dochter van een Turkse gastarbeider, Amsterdamse in hart en nieren, moeder van drie dochters, oma van vier kleinkinderen, fulltime ambtenaar en startende ondernemer en last but not least ras-optimist. In Dunyalar (werelden) neemt ze je elke zondag in haar leven waarin ze het beste uit twee werelden met elkaar verbindt.
1 Comment
Mooi verhaal, met pieken en dalen, zwart en wit. Zoals het echte leven. Nog een keer Tucholsky citeren: gelukkig zijn maar nooit tevreden