Yabanci is het Turkse woord voor vreemdeling. Volgens het Wiki-woordenboek is een vreemdeling iemand die uit een ander gebied of land afkomstig is dan het onderhavige. In het Turkse woord voor vreemdeling, yabanci, zit de stam yaban wat letterlijk ‘wild’ betekend, wat ik nu vrij vertaal als ‘trekt zich weinig aan van de omgeving waar het zich in bevindt of is onbekend met de omgeving waarin het zich bevindt.’
In oude Turkse films had je vrouwelijke hoofdrolspeelsters die met een geweer op de rug en te paard door de bergen trokken. Mijn favoriete filmster was Turkan Soray. Lang golvend pikzwart haar en de mooiste donkere ogen en wenkbrauwen die ik ooit had gezien. De tegenspeler was dan Kartal Tibet, een gladde licht getinte jongeman met een heel dunne snor. Als ik zeg ‘nayir nolamaz’ dan snapt de Turk van rond de vijftig over welke films ik het heb. Deze acteur speelt dan de verwende stadsjongen die verdwaald is omdat zijn auto het begaf. Of is door zijn ouders naar het platteland gestuurd om het echte leven te leren waarderen. Toevallig ontmoeten deze twee personen die tot dan vreemdelingen zijn, elkaar. Turkan Soray draagt dan meestal een zwarte sluier om niet herkend te worden en je ziet dan alleen haar perfect opgemaakt ogen en wenkbrauwen. Toevallig waait haar sluier dan weg en komen haar prachtige donkere lokken tevoorschijn. De stadsjongen valt dan als een blok voor het wilde meisje op het paard. Hij noemt haar dan ook ‘yaban gülü’, wat wilde roos betekent, wat in dit geval een compliment is. Yaban gulu interpreteer ik als authentiek en onderscheidend.
Deze films vulden mijn dagen, als ik niet naar Hilversum 3 luisterde of de huis-aan-huis bladen las. Vele meters aan lakens, kussens en gebedskleedjes heb ik geborduurd en gehaakt tussen mijn elfde en zestiende. Met een oog keek ik op naar de oude tv waar dan de beelden van de gehuurde videofilm op afspeelden. Ik droomde dan niet van een prins op de witte paard, maar van de stadsjongen die mij wilde roos zou noemen. Mijn gedachten dwaalden dan altijd af naar de platonische toevallige ontmoetingen met Jan, mijn buurjongen, ondanks dat deze films niet altijd een happy end kennen. Want de wilde roos komt dan in de stad terecht omdat ze haar liefde achterna gaat, kan vervolgens niet aarden en kwijnt weg omdat ze, los van de chemische en hormonale aantrekkingskracht, geen gemene delers hebben.
Hij noemt haar yaban gülu, wat wilde roos betekent
Deze films en dagdromen hielpen mij om de dagen door te komen.
Ik had geen geweer om en kon niet paardrijden. Maar ik wist precies welke instantie waar in de stad gevestigd was en hoe je daar moest komen. Ik was vaardig in het helpen overleven van mijn ouders. Als tiener beschermde ik hen tegen de vreemdelingen die zij niet snapten en de vreemdeling die mijn ouders niet snapte. Ik vertaalde niet alleen de woorden maar ook het gedrag en de houding. Mijn paard was de tram en mijn geweer was de taal die ik machtig was. De stadsjongens die ik in het echte leven in verschillende gedaantes heb ontmoet en leren kennen, werden na een tijdje, wanneer de roes van de eerste ontmoeting en spanning weg was, een beetje bang voor mij. Zij vonden mij meestal een beetje vreemd en ingewikkeld. Zij zagen mij in het begin, als de Sherazad met de 1001 nacht verhalen en gewoontes of de trotse en temperamentvolle Turkse die zei waar het op stond. Voor de geseculariseerde politiek bewuste Turken was ik het simpele dorpsmeisje oftewel arbeidersklasse. Deze “stadsjongens” wilden mij altijd leren fietsen, netjes Turks leren praten, politiek bewust maken en mij Arabisch leren. Anyway, het kwam er elke keer op neer dat er iets anders, erbij, eraf of normaal moest. Wat dat ook mag zijn, “normaal”. Zo werd ik dan weer de vreemdeling voor de stadsjongens.
Bij deze bedank ik alle stadsjongens, de voorbijgangers, want in de kern heeft elke ervaring mijn wereld vergroot. Mijn leven heb ik verrijkt door te mengen met de andere culturen, ook een cultuur waarbij de meeste inwoners van Nederland denken dat het dezelfde is als de Turkse., de Marokkaans/Arabische cultuur. Met nieuwsgierigheid ben ik deze wereld ingewandeld en heb bewondering gekregen voor de schoonheid van het land, de rijke keuken en de verschillende rituelen waarbij religie en gewoontes door elkaar heen lopen. Mijn jongste is een yaban gulu van zestien lentes waarbij de Nederlandse, Turkse en Marokkaans/Arabische, de drie voor elkaar vreemde werelden, bij elkaar komen. Zij is druk bezig deze drie werelden een plek te geven. Dit levert ontroerende en hilarische taferelen op waar ik niet teveel over mag uitweiden van haar. Met haar komst heeft ze ook de wereld van haar zussen verrijkt. Haar leven wordt verrijkt door de verschillende werelden van haar zussen en hun levenspartners waar ook weer hele werelden achter zitten.
Op mijn achtenveertigste heb ik mijn momenten dat ik nog steeds het verlangen heb naar iemand die mij yaban gülü noemt. Die mij ontvoert naar de grote stad. Waarbij ik alle vreemdelingen in mij één nieuwe identiteit zijn geworden, namelijk die van de wereldburger, kan omarmen en waarbij het er allemaal mag zijn. Met een knipoog zeg ik: ‘Tot die tijd ben ik mama, oma en nog duizend en één van deze dingen.’
Fijne zondag en tot volgende week!