Ik fiets op Wibautstraat als ik de torens van de voormalig Bijlmerbajes al zie opdoemen. Via het fietspad rijd ik om het complex heen en een niet te omschrijven gevoel bekruipt me. Dat wordt erger wanneer ik de doodlopende weg in rijd, het laatste stukje naar de bajes. Aan het eind van de weg is de parkeergarage, wat ondanks dat er auto’s geparkeerd staan, er heel verlaten en spookachtig uit ziet. Ik rij de laatste bocht door en zie de hoofdingang en reken snel uit. Het is 20 jaar geleden dat ik hier voor het laatst was. Als stagiaire bij de Reclassering Nederland kreeg ik een rondleiding door één van de torens, met in het bijzonder de psychiatrische afdeling. Het gevoel wat me eerder bekroop, voel ik nu sterker, maar ik kan het nu ook omschrijven. Het voelt als negatief en pijnlijk. De hekken staan open en boven de ingang hangt een groot bord met RECEPTION erop. Als ik naar binnen loop zie ik dat de balie beneden onbemand is. Waar ik me vroeger dubbel moest legitimeren, kan ik nu gewoon doorlopen. Ik ervaar nog steeds dat heftige gevoel en voel een brok in mijn keel opkomen. De verwijsbordjes zijn nog in de huisstijl van Justitie merk ik op. Ik ga de lift in en ga naar boven. Degene met wie ik een afspraak heb, is gelukkig een goede vriendin en ziet dat ik wat aangedaan ben. Ze geeft mij een dikke knuffel en een paar tranen komen bij mij los. ‘Ben je hier wel eens geweest?’, vraagt ze. Ik knik en vertel haar hoe ik het heb ervaren. Ik vertel haar over hoe ik geïntimideerd was geraakt door de gevangenismuren en de torens, over hoe ik werd geobserveerd door de patiënten van de psychiatrische afdeling, over de patiënt die in de isoleercel zat omdat hij een medepatiënt had belaagd met een tandenborstel en daarmee diens ogen eruit wilde steken, over het bed met de riemen die voor een andere isoleercel stond en de patiënt die mij vragen begon te stellen over mijn persoonlijke leven en onafgebroken naar mijn gouden kettingen bleef staren en me steeds zei dat hij ze prachtig vond. Het lijkt wel alsof ik die beelden, die destijds zoveel indruk hebben gemaakt en blijkbaar nog steeds, nooit helemaal heb verwerkt. Ze staan op mijn netvlies gebrand. Ik voel een druk, een hevige energie die pas na een paar minuten mijn lichaam uitstroomt. Ik merk dat ik nu oas normaal functioneren.
Een groot deel van de huidige bewoners bestaat uit vluchtelingen, voornamelijk uit Eritrea en Syrië. Gevlucht uit het land van herkomst en nu woonachtig in een voormalige gevangenis. Enerzijds een raar idee, anderzijds helemaal niet raar, wetende dat zij hier veilig zijn. Tijdens mijn bezoek wordt een bewoner geïnterviewd door een lokale tv-zender. Als hem gevraagd wordt wat hij fijn vindt hier in Nederland is één van de dingen die hij noemt vrijheid. En dat is denk ik nou net waar wij in Nederland vaak niet genoeg bij stil staan, als je het mij vraagt. Vrij om te bewegen, vrij om te leren, vrij om te werken. Natuurlijk, het kan op bepaalde vlakken ongetwijfeld beter, maar als je jouw leven nou eens wat vaker vergelijkt met het leven van deze mensen of van de mensen die hier 20 jaar geleden verbleven, dan mag je toch blij zijn met het leven dat je leidt.
Als ik het complex verlaat, fiets ik met een gevoel van opluchting weer richting het centrum en mag ik zelf bepalen wat ik doe en waar ik heen ga. Die vrijheid heb ik namelijk. En daar ben ik heel dankbaar voor.