Dunyalar: Isik/Licht

Isik is het Turkse woord voor licht. De website wetenschap.infonu.nl zegt: licht is een natuurverschijnsel dat ervoor zorgt dat voorwerpen zichtbaar worden. Licht is ook de bron van alle leven. Uit licht wordt energie getrokken. Licht is afkomstig van zowel de zon of een ander hemellichaam.

Zonder licht is er geen leven, en als je het licht ziet, dan vallen de puzzelstukjes op hun plek. Je kan het leven van een luchtige en lichte kant bekijken. Het licht is ook symbool voor het begin en het einde. De oerknal waar alles mee begon en het licht aan het eind van de tunnel wat in verschillende culturen en religies de overgang van de ene naar de andere dimensie is. In de winter creëren we licht door in huis kaarsjes aan te steken en op straat hebben we feestelijke straatverlichting, die rond de kerst en jaarwisseling het straatbeeld verlicht. Rond deze tijd van het jaar, halverwege het voorjaar, heeft licht een andere vorm en betekenis. De zon zorgt voor licht en warmte en in de avonden zijn het de sterren en de citronella kaarsen op mijn Amsterdamse balkon.

In het land waar mijn ouders vandaan komen, heeft elk seizoen ook een eigen ritme wanneer het langer licht is, de zon de straten verwarmt en alles weer tot leven komt in de bergen en de tuinen. In de straat waar ik mijn vakanties doorbracht was het tempo traag. In die hitte tussen de 30 en 35 graden kon het ook bijna niet anders. De vrouwen pakken in de namiddag hun kussens en krukjes en zoeken het schaduwrijkste hoekje in de straat op. Het begint meestal met een paar vrouwen die het snelst hun huis aan kant hebben en het avondeten op het vuur hebben staan. In hun hand hebben ze kleine plastic tasjes met hun haakwerkjes. Ze steken elkaar de ogen uit met de snelheid en de ingewikkeldheid van de patronen die ze verwerken. Deze vrouwen zijn geboren multitaskers; met het ene oog houden ze de spelende kinderen in de gaten en met het andere oog hun haakwerk. De meeste patronen hebben ze in hun hoofd zitten en het tellen gebeurt onzichtbaar in hun brein. Met hun mond hebben ze het over de dochter van die en die en de man van die en die, hij die nooit terugkwam uit Europa omdat hij was gevallen voor een vrouw met gouden haren. Als de kinderen te ver weg zijn of ze horen geruzie vliegt er een slipper die kant op. De kinderen moeten deze slipper weer terugbrengen en zo zijn ze meteen weer dichter in de buurt. De meeste jongens uit die straat hebben allemaal littekens op hun hoofd omdat de meesten wel eens een keer een buitenslipper naar hun hoofd geslingerd hebben gekregen of van het dak zijn gevallen. Op het dak valt er van alles te snoepen. Zoals ontpitte abrikozen die te drogen zijn  gelegd. Ze zijn het lekkerst en het zoetst wanneer ze nog net niet helemaal droog zijn. Ze zijn dan verschrompeld, maar nog zacht. Tja, als je dan betrapt wordt tijdens het stiekem snoepen van de wintervoorraad, komt de slipper jouw kant op.

De sterrenhemel bekijken vanaf de veranda van mijn ouders had iets magisch

Tegen het eind van de middag komen de vaders van hun werk en in die volgorde vertrekken de vrouwen ook weer een voor een. Na het avondeten wordt het balkon of veranda klaargemaakt om in de buitenlucht thee of koffie te drinken. Je hoort de geluiden van rinkelende theeglazen waar flink in geroerd wordt. Soms hoor je ook geruzie. Het speculeren over vanuit welk huis het geruzie komt, is weer stof om de volgende dag op de hoek van de straat over te roddelen. De sterrenhemel bekijken vanaf de veranda van mijn ouders had iets magisch, allemaal lichtjes aan een pikzwarte hemel. Misschien was dat omdat ik in Nederland nooit naar buiten ging in het donker. Hier in Karaman was ik elke avond buiten en pendelde tussen de veranda van mijn tante en die van mijn ouders met in een hand een zakje zonnepitten, de schilletjes moest ik de volgende ochtend altijd met een ouderwetse bezem bij elkaar vegen.

Met de snelheid van het licht maak ik een grote sprong in tijd en afstand, van de Karaman uit de jaren ’70 en ’80 naar het hier en nu in Amsterdam. Het daglicht en de zonnestralen verfraaien mijn Amsterdamse appartement. Vooral aan het eind van de dag heb ik een mooie lichtinval in mijn woonkamer. Mijn tiener laat geen zonnestraal verloren gaan en maakt zo in alle hoeken van de woonkamer de mooiste selfies. Het licht moet op een bepaalde manier op haar gezicht schijnen en het liefst met een neutrale achtergrond. Dus niet voor de boekenkast of net voor de keuken. Als een echt fotomodel neemt ze verschillende poses aan en krijg ik instructies vanaf welke hoogte ik de foto’s moet maken. Ik mopper en zeg na elke foto dat dit de laatste drie zijn en zonder dat ik het in de gaten heb maak ik in 15 minuten wel honderd foto’s. Ik kan genieten van haar meisjesdingen waar ik de helft niet van snap. Zij is nu 16 jaar en 5 maanden. Toen ik net zo oud was als haar was ik verloofd en zou ik over een maand gaan trouwen. Ik durfde toen niet eens in de spiegel te kijken. Met dat allemaal in mijn achterhoofd geniet ik nog meer van het moment en haar onbezonnenheid. Precies tussen de zomeravonden van Karaman en de selfies in mijn woonkamer was een moment dat ik in aanraking kwam met een passage uit het boek ‘A return to love’ van Marianna Williamson.

Onze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn.
Onze diepste angst is dat we oneindig machtig zijn.
Het is ons licht, niet onze duisternis waar we het aller bangst voor zijn.
We vragen ons af: Wie ben ik dat ik briljant, buitengewoon aantrekkelijk, getalenteerd en geweldig zou zijn.
Als wij ons licht laten schijnen, geven we anderen onbewust toestemming om dat ook te doen.
Als wij bevrijd zijn van onze eigen angst, bevrijdt onze aanwezigheid automatisch anderen.

Deze passage heeft voor altijd mijn leven veranderd, want als je iets eenmaal weet, kan je het niet meer niet weten.

Fijne en lichte zondag!

 

Laat een bericht achter

Navigeer